Hardenberg – Een zondagochtend in 1980

Een stille zondagochtend. De klok slaat elf. De koffie met gekookte melk is op. Mijn vader staat op en loopt naar de kapstok en doet zijn jas aan. “Goaj met?”, vraagt hij mij. “Ja”, zeg ik.

We lopen over de stoep voor ons huis, over grijze 30 bij 30 tegels. Aan het begin van de straat slaan we rechtsaf en dan nog zo’n 100 meter door over het tegelpad langs de Witte de Withstraat. Bij een rijtje bomen aan onze linkerhand loopt door het perk een anderhalve meter lang paadje. Mijn vaders paadje. Net voor een van de bomen langs. Mijn vader heeft dat paadje al duizenden malen gelopen en zelfs de schoffelaars van de gemeentewerken hebben het schoffelen daar opgegeven na ik weet niet hoeveel jaren volhouden. Het paadje is ideaal gesitueerd. Je kunt vanaf het paadje maximaal de bocht omkijken naar rechts in de richting van cafetaria Brinkman en de andere kant op in de richting van supermarkt Jan de Boer.

We steken diagonaal de straat over. Met een zwaai waar een gymnast op het paard jaloers op zou worden en een hand op een van de staanders van het hek zwaait mijn vader zijn lange benen soepel over het hek. Het kost mij iets meer moeite want ik ben nog niet zo groot en lenig. Ik moet een been op het hek zetten en maak de sprong. Mijn vader lacht. Hij is 56 maar nog steeds slank, lenig en sterk.

We lopen richting het ketelhuis vlakbij het huis van de directeur. Soms staat hij buiten op zijn klompen en groet hij ons. Mijn vader haalt de sleutel uit een open sleutelkast. Diefstal en inbraak zijn nog ver weg. We stappen naar binnen.

Er hangt een lichte olie- en smeerlucht in de ruimte. We volgen een vast ritueel. Ik mag de gaskraan openen. Een polsdikke stang die rechtop staat moet naar beneden worden bewogen. Vervolgens zet ik met een draai aan een zwart bakelieten knop op het schakelbord stoomketel 1 in werking. Met een hoog gierend geluid begint de ketel met z’n werk. Naast de ketel staat z’n kleinere olie-broertje. Zo nu en dan gaat die nog aan als z’n grote broer onderhoud nodig heeft. Buiten staan daarvoor twee olietanks. Zoals veel dingen in de fabriek dubbel uitgevoerd. We kijken door het kijkglas van de ketel en zien het vuur branden.

Door de zijdeur van het ketelhuis gaan we de grote fabriekshal in. We lopen langs de centrifuges, de pasteurs en de twee grote boterkarnen. Elke week houdt mijn vader een vat van vijf liter onder een van de karnen voor de lekkerste en verste karnemelk van het land. Hier wordt nog op de ouderwetse manier manier boter gemaakt van aangezuurde room. Dat betekent ook echte karnemelk. Voor ons geen aangezuurde ondermelk zonder smaak die in de winkel voor karnemelk doorgaat. Hier wordt nog echte boter en echte karnemelk van aangezuurde room gemaakt.

Bij de twee stilstaande karnen gaan we de roestvaststalen trappen op die ons ons naar het plafond van de hoge fabriekshal leiden en door een deur komen we in het roomlokaal terecht. Beneden in het roomlokaal controleren we de temperatuur van de room. De aangezuurde room wordt nu eerst een paar uur opgewarmd door warm water uit de stoomketel en daarna gekoeld door het koelwater. We gaan een stenen trap op naar een bordes. Daar kun je via een mangat boven in de roomtanks kijken. Mijn vader opent een mangat en we zien de room liggen. Niet te dichtbij want als je erin valt, dan heb je een groot probleem. Langs een andere stenen trap gaan we naar beneden en komen we uit bij het melklokaal waar ook de bak met koelwater staat. Water stroomt uit een buis in het metalen bassin. Mijn vader houdt zijn hand in de straal om de temperatuur van het water te voelen. Koud genoeg. Alles is nu klaar. De room wordt nu automatisch opgewarmd tot 19 graden en ’s middags teruggekoeld tot 16 graden zodat er op maandagochtend aangezuurde room is waar mee kan worden gewerkt.

Nu nog een rondje door de fabriek om in alle rust te kijken hoe alles er bij staat. Na een kijkje in de kelders met grote waterbassins gaan we weer naar de fabriekshal met de torenhoge melktanks. Uit de verte hoor ik zacht geruis vanaf de straat. Maar vooral valt het me op hoe stil het hier is. We sluiten de fabriek weer af, bergen de sleutel op en springen over het hek. Op naar de soep die zoals elke zondagmiddag voor ons klaar staat.

Zuivelfabriek Salland Sallandsestraatzijde
foto: Hendrik Jan Willering

Het roomlokaal zat op de eerste verdieping links achter de grote ramen. rechtsonderin zie je de ramen van de kelder met daarin de waterbassins.

De stoomketel
De laatste melkbus met melkrijder Aufderhaar en directeur Van Haaren

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *